Audion
In 1883 ontdekte Edison het z.g. Edison effect in zijn gloeilamp, dit houdt in dat als een extra plaatje wordt bevestigd in de lamp, een stroom door het vacuum gaat lopen waneer het plaatje een positieve spanning heeft. Edison begreep dit effect toen nog niet goed, maar verkreeg in 1884 wel een patent op een toepassing ('electrical indicator') In 1904 ontdekte een medewerker van Edison in de UK, Fleming, de gelijkrichtende werking van zijn Fleming lamp, een diode. Hij verkreeg hierop in 1905 patent. In 1906 vindt de Amerikaan Lee de Forest de Audion uit, dit is de eerste versterkende radiolamp. De Forest gebruikte de Audion in eerste instantie als detector, en verkreeg in 1907 het patent. De bijnaam van Lee werd hierdoor "Father of Radio", in feite legde hij hiermee de basis voor de electronica industrie. Zijn triode lamp bestaat uit een tantaal gloeidraad (na
1908 dubbel uitgevoerd), een zig-zag draadrooster en een vlakke plaat.
De lamp is bolvormig, diameter 48 mm met een lengte van 90 mm. Later (na
1914) werd een gloeidraad van wolfraam gebruikt. De DeForest lamp werd gemaakt door een fabrikant van elektrische lampen, H.W. McCandless Co. of New York. Het bolvormige glas dat werd gebruikt was de standaard omhulling voor automobiel lampen. Pas na 1915 kwamen andere fabrikaten op de markt. Een van de eerste toestellen is de Mignon RJ-4 ontvanger uit 1909.
In 1912 construeerde Armstrong de eerste regeneratieve
ontvanger, hij gebruikte hiervoor een Audion lamp van DeForest. Aansluitingen
Specificaties
|